In de jaren zeventig was het grasveld tussen Laan van de Marel en de Laan van de Eekharst de vaste ontmoetingsplek voor een groep vrienden uit de buurt. Willem Bruinsma, Marcel Hoving en Hanneke Mepschen blikken terug.
“We zagen elkaar bijna iedere dag op het grasveld. We woonden vlakbij, maar kwamen altijd op onze brommer, een Yamaha. Brommers waren belangrijk!
Gerard Claus had een Zündapp, die hoorde je altijd al van ver aankomen. Op een dag had hij niet door dat het gras nat was. Met veel herrie scheurde hij het grasveld op. Hij wilde remmen, maar dat ging mis. Hij gleed zo de stiekelbosjes in! De moeder van de jongens van De Jong heeft de stiekels er een voor een uit gehaald. Broek uit en op tafel liggen. Ze zaten overal, zelfs in zijn achterwerk. Vanaf toen heette Gerard ‘kontje’.
Bij alle ontmoetingen was voetbal de leidraad. Elke wedstrijd werd uitgebreid besproken. Legendarisch was de WK-finale van 1974. De vader van John Bezembinder had de kabel doorgetrokken zodat de TV op het grasveld kon staan.
Iedereen zat in het gras, behalve pa en ma Bezembinder, die hadden een stoel. De niet- voetballiefhebbers mochten kijken, maar dan wel in de buitenste ring. We weten allemaal hoe het is afgelopen. We waren bloedchagrijnig.
Niet iedereen was goed in voetbal. Marcel zat meestal langs de kant te kijken. En Hans, de broer van Henri Jansen, deed wel eens mee, maar hij was veel beter in dammen. We speelden wel eens een potje tegen hem, maar dan waren we kansloos. Niet zo gek, want in 1979 werd Hans voor het eerst Nederlands kampioen.
Ook muziek was een verbindende factor. Elke zondagavond gingen we naar binnen om te luisteren naar Superclean Dreammachine, het radioprogramma van Ad Visser. Daarna kwamen we weer bij elkaar om te bespreken wat we er van vonden. Geweldig was dat.
Al met al was het een fijne, onbezorgde periode. “Ik fiets er nog regelmatig langs”, zegt Willem, “maar ik zie nooit jongeren op het grasveld. Het is denk ik niet meer van deze tijd.”